Zondagsrust

Het is een stille zondagmorgen. Ik kijk naar buiten. Een snee witbrood dwarrelt voorbij mijn raam naar beneden en landt op de stoep. Vanaf de dakrand duiken schreeuwende stadsgieren omlaag. Ik steek mijn hoofd uit het raam en roep dat het godverdomme afgelopen moet zijn met het voeren van die onverzadigbaren; er huist al genoeg ongedierte in de buurt. Met een klap wordt boven mij een raam gesloten. Om kracht bij te zetten rond ik af met een extra luid godverdomme en sluit ook mijn raam. De grauwwitte schreeuwers houden zich schuil. Het raam boven mij blijft gesloten. De snee witbrood ligt onaangeroerd op de stoep. De zondagsrust is teruggekeerd.